Dit opiniestuk verscheen eerder in Trouw.
Strikte Europese wetgeving is een goede stap, maar pas op dat het continent niet afhankelijk wordt van anderen, schrijft Holger Seitz, octrooigemachtigde bij EP&C Patent Attorneys.
Nieuwe europese AI-wet
Vanaf deze maand geldt de Europese AI-wet, een belangrijke stap om kunstmatige intelligentie (AI) veilig en ethisch te reguleren. Terwijl Europa wederom kiest voor strikte regels, varen China en de Verenigde Staten een andere koers. Wat kunnen Europese regels betekenen in een wereld waarin potentieel gevaarlijke technologie geen grenzen kent?
Technologische innovaties ontwikkelen zich in cycli. AI is de meest recente golf, vergelijkbaar met de industriële revolutie en de opkomst van het internet. Deze innovaties boden enorme kansen, maar brachten ook aanzienlijke risico’s met zich mee. AI is niet anders, maar de mogelijke gevolgen zijn veel groter en de risico’s complexer.
Zo bestaat het gevaar dat landen, groeperingen of individuen met kwade bedoelingen AI gebruiken om schadelijke technologieën te ontwikkelen. Denk aan het gebruik van geavanceerde computers om cyberaanvallen uit te voeren op nationale beveiligingssystemen.
Verwoestend
Die aanvallen kunnen niet alleen nationale infrastructuren lamleggen, maar ook internationale spanningen doen escaleren, met potentieel verwoestende gevolgen. De huidige cyberconfrontaties tussen Rusland en Oekraïne laten zien hoe belangrijk dit type oorlogsvoering is geworden.
Ondanks de nieuwe Europese wetgeving blijven andere grote risico’s aanwezig. AI is een mondiale technologie. De apparaten die we dagelijks gebruiken – van smartphones tot slimme auto’s – genereren enorme hoeveelheden data die vaak buiten Europa worden verwerkt. We kunnen moeilijk controleren wat er daar met deze data gebeurt.
Met de invoering van de strikte AI-wet loopt de Europese Unie bovendien het risico achter te blijven in innovatie, doordat AI-bedrijven door de regels Europa worden uitgejaagd. Dit kan Europa afhankelijker maken van technologieën van elders.
Verenigde Naties
Een belangrijke les uit de geschiedenis is dat men vaak pas veiligheidsreguleringen doorvoert nadat nieuwe technologieën worden geïntroduceerd. Zo riep het Verenigd Koninkrijk in 1833 de Factory Act in het leven als reactie op erbarmelijke arbeidsomstandigheden, met name voor kinderen, die ontstonden door de snelle industrialisering.
Een actueler voorbeeld is de wereldwijde milieuvervuiling waar we vandaag de dag mee te maken hebben, die mede wordt veroorzaakt door grootschalig gebruik van fossiele brandstoffen. Vaak realiseren we ons pas welke veiligheidsmaatregelen nodig zijn nadat een innovatie al enige tijd in gebruik is en de gevolgen zich beginnen te manifesteren.
Beperkte effectiviteit
Om dit soort (op z’n zachtst gezegd) vervelende verrassingen te voorkomen, is het noodzakelijk de risico’s van AI vooraf te beperken en wereldwijd te reguleren. Hiervoor is harmonisatie van wetgeving tussen landen noodzakelijk. Dat wil zeggen: elk land behoudt zijn eigen wetten en instanties, maar deze worden afgestemd op internationale normen via verdragen. Bij patenten gebeurt dit onder andere onder toezicht van de Wereldhandelsorganisatie.
Ook investeren in AI-onderzoek en -ontwikkeling, zoals Google EMEA-directeur Martin Brittin betoogde (Trouw, 8 augustus) is van belang om de veiligheid en ethiek van AI te waarborgen. De Europese AI-wet is een stap in de goede richting, maar zonder wereldwijde samenwerking en uniforme regels blijft de effectiviteit beperkt.
Enkel door internationaal samen te werken, idealiter onder leiding van de Verenigde Naties, kunnen we AI-technologie op een veilige en ethische manier inzetten. De toekomst van AI hangt af van onze bereidheid om consistent wereldwijd beleid te ontwikkelen.