Als u een rechtszaak aanspant waarbij u bijvoorbeeld een inbreukkwestie wilt aanvechten, zijn de kosten van het proces in principe voor de partij die in het ongelijk wordt gesteld. Dat was al zo in octrooizaken en dat blijft ook zo, maar sinds afgelopen maand is een nieuwe regeling ingegaan die duidelijker moet maken hoe hoog die kosten zullen zijn. Er gelden indicatietarieven en dat is vooral voor MKB’ers en zelfstandige uitvinders goed nieuws. We zetten een aantal veelgestelde vragen én antwoorden voor u op een rij.
Hoe werken de indicatietarieven voor octrooizaken?
Tot een maand geleden konden de kosten van een rechtszaak flink verschillen. Tijd en tarieven van advocaten, complexiteit van een zaak; ze verschilden per zaak, maar liepen vaak flink in de papieren. Een kostenpost van tienduizenden euro’s was niet ongebruikelijk en in extreme gevallen liep dit zelfs in de tonnen. Zulke hoge en uiteenlopende bedragen maakten procederen vooral voor MKB’ers en zelfstandige uitvinders een groot en moeilijk in te schatten risico. Een nadeel hiervan is dat de toegang tot de rechter een kostendrempel heeft van onbekende hoogte.
Sinds september 2020 is dat risico wat overzichtelijker, dankzij de invoering van de indicatietarieven. Voorafgaand aan een zaak bepaalt een rechter, op verzoek, in welke van vier voorgedefinieerde categorieën die zaak valt. Op basis van die indicatie weet u globaal wat de kosten gaan zijn, mocht u de rechtszaak verliezen.
Hoe hoog zijn de indicatietarieven?
Er zijn vier categorieën: eenvoudig, normaal, complex of zeer complex. Elk heeft een eigen maximumbedrag. Bij de rechtbank wordt onderscheid gemaakt tussen een kort geding en een bodemzaak. In geval van een hoger beroep bij het Gerechtshof gelden dezelfde tarieven als voor een bodemzaak bij de rechtbank.
Categorie I. Kort geding
a. eenvoudig: maximaal € 10.000
b. normaal: maximaal € 40.000
c. complex: maximaal € 80.000
d. zeer complex: maximaal € 120.000
Categorie II. Bodemzaken
a. eenvoudig: maximaal € 30.000
b. normaal: maximaal € 75.000
c. complex: maximaal € 150.000
d. zeer complex: maximaal € 250.000
In dit blog leest u meer over het verschil tussen een kort geding en een bodemzaak.
Hoe weet u in welke categorie u valt?
De rechter beoordeelt dit en let daarbij op zaken als de omvang van het feitenonderzoek en de geschatte hoeveelheid verweren en proceshandelingen. Op basis daarvan wordt verwacht dat zaken in de werktuigbouwkunde vaker in de categorie Normaal vallen, terwijl zaken in de farmacie vaker als Complex zullen worden beoordeeld. De beoordeling Zeer complex zal naar verwachting meer een uitzondering zijn, voor uitgebreide zaken met veel bewerkelijke verweren.
Hoe zijn de ervaringen met de indicatietarieven?
De indicatietarieven bestaan voor o.a. het merken- en modellenrecht en het auteursrecht al sinds 2017 en functioneren redelijk. Omdat de indicatietarieven voor octrooizaken net ingegaan zijn is het op dit moment nog te vroeg om te zeggen wat de ervaringen zijn. Hebben de rechters genoeg informatie om een juiste indicatie te af te geven? Dekken de tarieven een voldoende groot deel van de daadwerkelijk gemaakte kosten? Zal het aantal rechtszaken over octrooien gaan stijgen? Het zal nog even duren voordat we antwoorden hebben op die vragen.
Voor nu is het vooral goed om te weten dat deze tarieven er zijn en dat ze vermoedelijk gunstig zijn voor minder kapitaalkrachtige partijen. Of dit in de praktijk ook zo uitpakt en wat eventuele valkuilen of problemen zijn, bespreken we over een paar maanden in een nieuw blog.